Paul Arntzenius

(Den Haag 1883-1965)

In de Kanaalvilla bij de Witte Brug in Den Haag woonden in de jaren tachtig van de negentiende eeuw twee families. De benedenetage werd bewoond door de griffier van de Tweede Kamer, mr. Bram Arntzenius en zijn gezin, op de bovenverdieping woonde de schilder Willem Bastiaan Tholen (1860-1931) en zijn vrouw. Het huis werd aangenaam verlevendigd toen mevrouw Arntzenius in 1883 het leven schonk aan zoon Paul en dochters Peronne en Constance. Het droevige was echter dat de moeder van de drieling kort na de geboorte overleed. Het kinderloze echtpaar Tholen schoot te hulp bij de zorg voor de kinderen.

Niet alleen door het contact met ‘oom’ Floris Arntzenius (1864-1925), maar ook via de bovenburen maakte de drieling al vroeg kennis met het artistieke milieu van hun tijd. Vader Arntzenius en Tholen waren regelmatig te gast op Ewijkshoeve, het buiten van de familie van de Amsterdamse impressionist Willem Witsen (1860-1923). Hier kwamen vele bekenden uit de Nederlandse schilderkunst en literatuur bij elkaar: mannen als Anton Mauve (1838-1888), Jan Veth (1864-1925), Jacobus van Looy (1855-1930), Eduard Karsen (1860-1941), Willem Kloos en Albert Verwey. Vader Artntzenius hertrouwde in 1885 met Witsens zuster Cobi, Tholen trouwde met een vriendin van haar. Ook de kinderen Arntzenius waren door deze familiebetrekkingen regelmatig gelogeerd in de bossen bij Hollandse Rading. Tholen schilderde de kinderen meermaals, Witsen legde ze regelmatig vast op de fotografische plaat.

Vooral Paul was erg geïnteresseerd in de wereld van de beeldende kunst. Na schooltijd was hij vaak te vinden op het Haagse atelier op de bovenverdieping in hetzelfde huis. Hoewel hij zich al jong bewust werd van zijn roeping, kreeg hij van zijn vader niet direct toestemming om kunstonderwijs te gaan volgen. Hij volgde eerst enkele jaren onderwijs aan de tuinbouwschool te Wageningen. Toen hij in 1901, zeventien jaar oud, het diploma behaald had, meldde hij zich alsnog aan bij de Haagse Academie. Het zal geen verbazing wekken dat Tholen optrad als zijn mentor.

In de zomermaanden trokken ze er samen op uit in Tholens Lemsteraak Eudia. Hiermee bevoeren ze de Zuiderzee, de Kaag en de Zeeuwse wateren. Door deze tochten leerde hij Domburg en Veere kennen. In Domburg zal hij zeker op bezoek zijn geweest bij Jan Toorop; in het laatste stadje leerde hij de dochter van burgemeester Buys Ballot kennen, met wie hij later in het huwelijk trad. Door deze relatie bleef hij ook in de tijd dat het contact met zijn leermeester minder werd, een vast bezoeker van Walcheren.

Paul Arntzenius rekende zichzelf tot de nabloei van de Haagse School. De kunstenaar mag dan met de Hagenaars de drang delen om dezelfde onderwerpen en vooral de sfeer weer te geven, door zijn ijle en gevoelige kleurgebruik gaf hij daaraan een nieuwe inhoud. In dat opzicht ligt zijn werk dichter bij het late werk van Tholen en is het veel moderner dan dat van de Haagse School. Zijn schilderijen ademen een hoger idee, of, zoals in de catalogus van de overzichtstentoonstelling van zijn werk (Haags Gemeentemuseum, 1953) te lezen valt: ‘Het is stil en ook innig werk. Welk een geestelijke spanning er nodig is om een alledaags onderwerp zo op te heffen tot een teken van het oneindige als Arntzenius het kan, laat zich slechts door een aandachtig bezien van zijn schilderijen raden (…) Hij bespiedt de natuur op haar stilste momenten.’

Dat was een juiste observatie, want de kunstenaar verborg achter zijn impressionistische schilderwijze het denken van de mysticus. Zijn ideeën over de soefi-beweging heeft hij vastgelegd in zijn publicatie Overpeinzingen van een schilder. Hierin geeft hij te kennen in elk element op aarde een afspiegeling te zien van de macrokosmos. De Haagse schilder-criticus R.E. Penning verwoordde het aldus: ‘Voor hem is elk stukje natuur een deel van de eeuwigheid, een aspect van het Oneindige (…) Het gevoel dat er een mysterieus verband bestaat tussen de dingen geeft aan elk afzonderlijk een universele betekenis, - in elk ding is “alles”.’

Arntzenius was lid van de kunstenaarsverenigingen Pulchri Studio in Den Haag en Arti et Amicitiae in Amsterdam. Naast zee- en dorpsgezichten schilderde hij ook stillevens en enkele malen een portret. Het grootste deel van zijn verzameling aquarellen uit Parijs, waar hij jarenlang een atelier bezat, gingen verloren bij het bombardement van het Bezuidenhout. Werken van hem bevinden zich in het Haags Gemeentemuseum. Zijn nalatenschap, totaal bijna honderd werken van hemzelf en van Nederlandse en Franse tijdgenoten, bevindt zich in het Stedelijk Museum Het Catharina Gasthuis te Gouda. Enkele van zijn werken werden in 1936 geëxposeerd in het Museum of Modern Art in New York.

 

  • Naam: Paul Arntzenius
  • Geboren 1883
  • Overleden 1965
  • Schilder.