Evert Pieters

(Amsterdam 1856-1932 Laren)

Een Gooise kunstenaar die de thema’s koos waar Laren en Blaricum zelfs tot in Amerika roem mee behaalden, was de Amsterdamse schilder Evert Pieters (1856-1932). Hij was afkomstig uit een eenvoudig gezin en was voorbestemd om huisschilder te worden. Hij ging in de leer op zijn twaalfde jaar en werd op kamers gedaan bij een Belgische timmerman in de hoofdstad. Blijkbaar klikte het tussen de handwerkslieden, want toen de laatste besloot terug te gaan naar zijn geboorteland, verhuisde Pieters mee naar Antwerpen.

Pieters was ambitieuzer dan zijn ouders hadden kunnen vermoeden. Toen hij omstreeks twintig jaar oud was, volgde hij lessen bij Charles Verlat aan de Antwerpse Academie. Hij maakte snel vrienden en vond aansluiting bij een vriendengroep rondom het poppentheater De Poesjenkelder; zo ontwierp hij voor dit gezelschap een toneelscherm. Ook bij andere kringen vond hij aansluiting. Hij trad in 1885 toe als lid van de traditionele schildersvereniging 'Als Ik Kan'. In die tijd kreeg hij privé-les van de landschapsschilder Theodoor Verstraete (1850-1907).

Zijn gedegen scholing en zijn vaardigheid bezorgden Pieters het verlangde succes. Zelfs internationaal. De eerste gouden medaille verwierf hij op de Wereldtentoonstelling te Antwerpen in 1894 met zijn doek Kolenveld in Vlaanderen. Een jaar later, hij was toen 39 jaar oud, kwam hij terug naar Nederland. Toch werd hij niet direct toegelaten tot de Haagse kunstenaarskring Pulchri Studio. Jacob Maris, een van de voormannen van de Haagse School, erkende echter het talent van Pieters en verzekerde de kunstenaar na een tweede ballotage van een lidmaatschap.

Toen de schilder in 1896, een jaar later, vertegenwoordigd was op de Salon te Parijs, behaalde hij een gouden medaille met zijn werk. In datzelfde jaar ontmoette hij zijn toekomstige vrouw Marie van den Bossche te Blaricum. Samen maakten ze verschillende reizen en verbleven onder andere in Barbizon. Langzamerhand kwam er meer licht in zijn werk: zijn stevig opgezette taferelen omgaf hij met een zonnige sfeer. Zijn schilderijen sloegen erg aan bij het kopend publiek en werden vaak direct van de ezel verkocht aan Amerikanen. In de vorm van foto’s circuleerde zijn werk en Pieters verkocht zelfs via deze ‘catalogus’. Maar natuurlijk waren er tevens kunstkopers die op de traditionele wijze zijn naakten, stillevens, landschappen, portretten, strandgezichten selecteerden in het atelier. In 1910 trok hij samen met kunsthandelaar Tersteeg van Goupil in Den Haag door Amerika om zijn werk onder de aandacht te brengen. Pieters bouwde in zijn werkruimte van zijn Blaricumse woonhuis ‘Aze-ick-kan’ een traditioneel binnenhuis waar hij zijn modellen Oetje, Gijpje en Beppie liet figureren. De dorpssmid, in flodderbroek gezeten op Pieters’ schimmel ‘ouwe Jan’, stond model als schelpenvisser voor zijn strandgezichten.

Bij zijn zeventigste verjaardag werd de kunstenaar geëerd met een tentoonstelling in café Hamdorff te Laren. De opening werd verricht door burgemeester Jhr. van Nispen tot Sevenaer. De Firma Buffa, kunsthandel te Amsterdam, gaf voor deze gelegenheid een fraai boek uit dat, gezien het Amerikaanse publiek, ook in het Engels verscheen.