Leo Gestel

(Woerden 1881-1941 Hilversum)
 

Leendert (Leo) Gestel (1881-1941)Leonardo van de Lage Landen

Het is elf uur ’s ochtends en het is druk in het Singer Museum. Een lange rij bezoekers popelt om na twintig jaar weer een overzicht te zien van ‘Nederlands’ mooiste modernist’ Leo Gestel. Niet in de laatste plaats droeg de Volkskrant bij aan de interesse voor de tentoonstelling: Stefan Kuiper sloot zijn lovende recensie af met de woorden ‘Een zeldzaam buitenkansje. Ga liften als u moet’.

De tentoonstelling maakt de hooggespannen verwachtingen waar. In de sfeervolle Singerzalen worden de werken van Gestel chronologisch getoond. De bezoeker loopt door zijn levensverhaal, geïllustreerd door bekende en minder bekende werken van de meester. Op de Salongroene wanden van de eerste zaal zien we de opkomst van de modernist Gestel, die eigenlijk heel rustig en bedeesd begon met schilderen. Als jonge jongen presenteerde hij zich met een zelfportret als zelfstandig werkend ‘vrij’ kunstenaar. Hij heeft een palet in de hand en kijkt zijn publiek zelfbewust aan. Zijn geld verdiende hij in deze vroege jaren vooral met reclametekeningen – het werk voor Philips is zeer bekend – en illustraties voor dag- en weekbladen. Op de tentoonstelling gaat het echter om de tekeningen en schilderijen. Van voorzichtig opgezette vrouwenportretten, die steeds iets losser en gedurfder worden, tot studies van de huid in een pointillistische toets en interieurs met vrouwen die lezen bij lamplicht. Enkele grote,  anekdotische pasteltekeningen – Gestel won met twee van deze tekeningen in 1912 de Willink van Collenprijs – werden door progressieve critici als een achteruitgang in zijn streven naar moderniteit gezien, maar ze vestigden Gestel naam bij het grote publiek. Gestel zou gedurende zijn hele carrière blijven tekenen. Omdat hij zo’n begaafd tekenaar was werd hij door zijn collega’s ‘Leonardo’ (afgekort ‘Leo’) Gestel genoemd, naar de Italiaanse alleskunner. De als Leendert geboren Woerdenaar gebruikte zijn koosnaam al snel om zijn werk mee te signeren.

Een opvallend en groot schilderij in de eerste museumzaal toont hetzelfde model als Gestel gebruikte voor zijn kleinere werk met een lezend meisje, dat bij dit artikel is afgebeeld. Het grote schilderij, waarop Gestel rond 1908-1909 tegen een vrijwel zwarte achtergrond een vrouw weergaf met een enigszins tragische blik in de ogen, wordt in de catalogus omschreven als een ‘fascinerend schilderij’. Waar ze daar met haar zwaar opgemaakte gezicht nog oogt als een femme fatale, is dat op het kleine schilderij geheel anders: daar is een ingetogen, vriendelijk meisje te zien. Er is geen spoor van de erotische lading die men terugvond in het grote schilderij, waarin de rood gestifte mond van de vrouw als pervers werd gezien. Een recensent schreef in 1911 dat Gestel er een meester in was om bij de ‘vrouwelijke verleidelijkheid’ vooral de ‘aangloeiing der perversiteit’ weer te geven. Hij duidde het als een mooi soort treurigheid: ‘De heer Gestel heeft er blijkbaar niet spoedig genoeg van, deze zusters in het verfgebruik in heur maximum van kleurigheid en minimum van fleurigheid uit te beelden.’

Hoe anders is dat op het kleinere schilderij, dat Gestel ongeveer vijf jaar later maakte. Hoewel hij zijn model op twee zeer verschillende manieren heeft weergegeven, is haar kleding hetzelfde: de grote donkere hoed, haar zwarte jurk met doorzichtige mouwen, de broche en de ketting met het witte sieraad. Van het werk is een voorstudie bekend, die niet gedateerd is. Zou Gestel de voorstudie rond de tijd van het grote, donkere schilderij hebben gemaakt, en deze later hebben uitgewerkt tot een definitief schilderij? De tentoonstellingscatalogus gaat ervan uit dat het grote werk geschilderd werd op de Jan Steenzolder, het atelier op de Jan Steenstraat waar Gestel in het najaar van 1904 ging werken. Het onderzoek van W.P. Janssen leidde echter naar Parijs, waar Gestel in de zomers van 1910 en 1911 verbleef. Janssen liet uitzoeken dat de kleding, het hoofddeksel en de juwelen van het meisje Frans zijn. Omdat ze een samenraapsel van kledingstijlen draagt – de hoed en jurk hoorden eigenlijk niet bij elkaar en het fluwelen hesje, dat gedragen diende te worden over de jurk met voile mouwen, ontbreekt – zou het een kamermeisje uit welgestelde kring kunnen zijn. Het is daardoor niet ondenkbaar dat het meisje model heeft gestaan voor Gestel.

De ‘natuur’zaal die volgt op Gestels vroege loopbaan laat zien hoe de kunstenaar loskwam van zijn academische stukken. In de bloemstukken is een zoektocht naar een meer vergeestelijkte benadering te zien: enkele stukken krijgen zware, contrasterend blauwe contourlijnen en vereenvoudigde vormen, andere krijgen uitbundige uitbarstingen van kleur die het hele doek vullen. Een suggestie van ruimte is er soms al nauwelijks meer. De landschappen uit de omgeving van Woerden lijken zonlicht te regenen en laten opeenvolgend bijna zien hoe de kunstenaar in het veld stond en probeerde het licht en de atmosfeer te vangen. De wisselwerking met Sluijters, met wie hij aan het begin van de eeuw veel optrok, is voelbaar, net als de invloed van Mondriaan. Het is nu wellicht niet meer bij iedereen bekend, maar Gestel was één van de meest moderne kunstenaars van de eerste decennia van de twintigste eeuw. Hoewel de aandacht de laatste jaren veel uitging naar Sluijters, die inspireerde met zijn fauvistische en luministische doeken, was het zijn vriend Gestel die voorop liep in de kubistische en futuristische experimenten.

Het duo Gestel en Sluijters, met Mondriaan de voortrekkers van de ‘ultra-modernen’ genoemd, zorgde zelfs voor het nodige schandaal. Nog voor de opening van de grote najaarstentoonstelling van de Moderne Kunstkring in het Stedelijk Museum in 1911, waar ook Parijse avant-gardisten aan deelnamen, werden van beide kunstenaars twee naakten uit de museumzaal verwijderd. Ze werden te aanstootgevend bevonden. Nescio, die van de uitbundige bohémiensfeer gretig gebruik maakte voor zijn ‘Titaantjes’, refereerde ook hier aan in zijn boek: ‘Hoyer had kolossaal geboft. Ze hadden de ouwe stomme streek uitgehaald een naaktfiguur van hem te weigeren.’ Aan publiciteit hadden beide kunstenaars natuurlijk geen gebrek meer. De naakten zijn op de tentoonstelling te zien, in een zaal die de snelle ontwikkeling toont van een pointillistische stijl naar een decoratieve, met grote kleurvlakken die bijna abstract, of in ieder geval sterk vereenvoudigd en vlak decoratief aandoen.

 

Onder invloed van zijn reizen naar Parijs ontwikkelde Gestel zijn eigen kubistische stijl. Hij combineerde het statische kubisme van Picasso en Braque met de dynamiek van het Italiaanse futurisme. Zijn kleurrijke bloemstukken en portretten zijn opgebouwd uit stralend gekleurde partjes die het hele doek vullen. De gezichten en handen gaf Gestel vaak naturalistisch weer: een bewuste keuze, die volgens regels van de strikte kubisten ‘onjuist’ was. Gestel koos er echter voor om vast te houden aan de natuur. In 1913 maakte hij wel uitstapjes naar vrijwel abstracte landschappen, waarin het ging om vorm en kleur en het ritme van die twee. In de Bergense buitenlucht, waar hij in 1911 was begonnen met schilderen, experimenteerde Gestel naar hartenlust met zijn landschappen. Aan het einde van de zomer van 1913 wilde hij echter niet stoppen met buiten schilderen, en via Jan Toorop kwam hij in contact met de Belgische schilder William Degouve de Nuncques, die hem aanraadde naar Mallorca te gaan. Samen met zijn vriendin An Overtoom en het kunstenaarsechtpaar Else Berg en Mommie Schwarz trok Gestel aan het einde van dat jaar naar het zonnige eiland. Gestel werkte op Mallorca aan één stuk door, en dat laat de voorlaatste zaal van het Singer ook zien. Grote doeken met aardse, maar heldere tinten, natuurvormen gefragmenteerd zoals Braque en Cézanne dat deden. Halverwege 1914 verlieten ze Mallorca, om via een verblijf van enkele weken in Spanje terug te keren naar Nederland.

Kort na hun aankomst in Nederland brak de Eerste Wereldoorlog uit. Het contrast tussen het zonnige eiland en deze sombere wereld had niet groter kunnen zijn. Gestel trok naar de grens bij Roosendaal om de vluchtelingen vanuit België vast te leggen in schetsboeken, die hij in het voorjaar van 1915 in Amsterdam uitwerkte tot prachtige, aangrijpende tekeningen. Ze werden geëxposeerd op een reizende tentoonstelling waarvan een deel van de opbrengst ten goede kwam aan het Amerikaansch Comité tot Voeding van België. Gestel verkocht zijn bladen zeer goed, waardoor hij nog tijdens de tentoonstelling tekeningen moest bijmaken. Hij werd geroemd om zijn verbeelding van alle individuen en de manier waarop hij het leed weergaf. Hij liet nog maar eens zien wat een getalenteerd tekenaar hij was.

De jaren erop werkte Gestel in de zomers in Bergen en bracht hij de winters in zijn Amsterdamse atelier door. Hij nam steeds meer afstand van de kubistische, gefragmenteerde weergave van de natuur. Zijn werk werd geleidelijk steeds expressionistischer, met donkere aardetinten, licht-donkercontrasten en sobere vormen in brede toets. Hij verbleef steeds meer in Bergen, waar Le Fauconnier, Arnout Colnot, Piet van Wijngaerdt en anderen werkzaam waren in een donkere, expressionistische stijl. Hij zou zich er in 1921 definitief vestigen. In het Singer worden deze werken (wegens ruimtegebrek wellicht?) in dezelfde zaal getoond als de werken van Mallorca: het contrast in vorm en kleur is enorm.

Financieel gesteund en vergezeld door verzamelaar Piet Boendermaker en kunstenaarsvriend Adriaan Lubbers maakte Gestel een lange reis maar Duitsland en Italië. In Duitsland deed de menselijke figuur zijn intrede in zijn werk, en hij tekende hier en in Italië de plaatselijke ‘types’: houthakkers en vissers. In Italië, vooral in de kunstplaats Positano, vereenvoudigde hij zijn composities steeds meer, en hij beperkte zijn palet tot okers, grijzen, bruinen en groenen. Eind 1924 keerden ze terug naar Nederland. Het was geen prettige thuiskomst: De verhouding die Gestel op reis was begonnen met de dochter van zijn mecenas Boendermaker kwam aan het licht, en zowel zijn relatie met Piet Boendermaker als met zijn vrouw An bekoelde. Gestel vertrok uit het echtelijk huis en maakte halverwege 1925 een eenzame reis naar Vlaanderen, waar hij twee jaar bleef en waar zijn werk onder invloed van De Vlaamse expressionisten Frits Van den Berghe, Gustave De Smet en Constant Permeke vervlakte en gestileerder werd. In België duurde zijn relatie met Zus Boendermaker voort, en Gestels vrouw vroeg een scheiding aan die in de zomer van 1927 werd voltrokken. Gestel kwam erdoor in een depressie en brak enkele maanden later met Zus, waarop An hem terughaalde naar Nederland om weer bij haar in te trekken.

Leo en An reisden naar Parijs en keerden terug naar Bergen, waar Gestel zich richtte op een belangrijke overzichtstentoonstelling die in 1929 zou plaatsvinden. In februari van dat jaar brak er echter een grote brand uit en ging zijn atelier, waar enkele honderden werken klaar stonden voor de tentoonstelling, in vlammen op. Nadat Gestel enkele maanden later de ramp te boven was gekomen, besloten An en hij naar Blaricum te verhuizen. Het Gooise landschap vond hij maar weinig interessant, maar hij kon er paarden en koeien bestuderen en er woonden enkele vrienden in de omgeving. Gestel zette zich vooral aan figuurstukken en werkte veel op papier. Er werd ook wel over gezegd dat Gestel koos voor het papier vanwege de maagkwaal waar hij al jaren aan leed, maar de grote formaten weerspreken deze bewering. Hij kon zich direct uitdrukken in pastelkrijt en in tempera, wat van pas kwam op zijn tochtjes naar plaatsen als Huizen en Spakenburg. Hij tekende er op soms bijna karikaturale wijze de vissers en de dorpsvrouwen in klederdracht. In zijn werk uit de jaren twintig en dertig is een steeds grotere terugkeer naar het naturalisme te zien. Het past bij de algemene trend in de kunst, ook wel retour à l’ordre genoemd, die Picasso en De Chirico initieerden aan het begin van de jaren twintig. Klassieke motieven en technieken kwamen centraal te staan, en Gestels werk liet volumineuze vrouwfiguren zien. De laatste zaal in het Singer moet deze gehele laatste periode, vanaf zijn terugkeer uit Italië tot aan zijn overlijden in 1941, tonen. Deze periode is eigenlijk te veelomvattend om samen te brengen in één zaal. Het wekt de indruk dat deze laatste decennia van Gestels carrière minder interessant zijn, hoewel er juist op dit gebied nog veel te ontdekken is. Na de ruime aandacht voor Gestels vroege modernistische jaren mag dit echter de pret niet drukken. Het Singer noemde Leo Gestel niet voor niets ‘Nederlands’ mooiste modernist’: het is zeker te zien in Laren.

Dit artikel verscheen in het Studio 2000 magazine 2015.