Ferdinand Hart Nibbrig

(Amsterdam 1866-1915 Laren)

Ferdinand Hart Nibbrig | Uitwaaien in Zoutelande

Domburg was een mondaine badplaats aan het begin van de twintigste eeuw. Er waren echter niet alleen vele badgasten uit binnen- en buitenland te vinden, er vormde zich ook een groepje kunstschilders die hun inspiratie opdeden in deze plaats, aan de Walcherse kust. Daartoe behoorden onder andere Piet Mondriaan (1872-1944), Jan Toorop (1858-1928) en Ferdinand Hart Nibbrig (1866-1915). Er ontstond een zogeheten kunstenaarskolonie rondom deze kunstenaars, waarin Jan Toorop het voortouw nam. Hij richtte een tentoonstellingsgebouw in, waar diverse kunstenaars uit de directe omgeving hun werken in de zomer van 1911 tot 1920 konden exposeren. Allen lieten zich inspireren door het unieke Zeeuwse licht. Het was dan ook niet verwonderlijk dat Hart Nibbrigs oeuvre uit die tijd voornamelijk bestond uit landschappen, zeegezichten en portretten van de lokale bevolking met nadruk op de zee, de zon en het licht. 

Hoewel Hart Nibbrig niet zo bekend was als Mondriaan en Toorop, was hij toch een belangrijke schakel binnen de ontwikkeling van de Nederlandse schilderkunst. Tijdens de eeuwwisseling ontstond er een behoefte aan een nieuwe artistiekere stijl die zich uitte in het streven naar onder andere een heldere, lichtere weergave van de kunst. Hart Nibbrig schilderde volop panoramische landschappen waarbij hij een hoog oog- én standpunt koos van waaruit hij de omgeving bekeek. De hoge duinenrij bij het dorpje Zoutelande op Walcheren was zo’n hoog punt. Hart Nibbrig maakte talrijke variaties op dit thema. Hij schilderde Zoutelande van wisselende afstanden, waarbij hij zich concentreerde op de schittering van het licht. In Zoutelande werd Hart Nibbrig steeds vrijer en losser in zijn penseelvoering. Hij liet steeds meer het wit van het doek meespreken en zijn toets werd soms bijna schetsmatig.

Elke zomer trok de schilder erop uit en bezocht tot in de laatste jaren van zijn leven Walcheren. In 1910 liet hij zelfs in Zoutelande een huis ontwerpen door architect Georg Sturm, dat hij Santvlugt noemde. Aan Plasschaert schreef Hart Nibbrig: ’Laat gij een der eersten zijn die ik ’t meedeel. Wij hebben een klein, maar prachtig stukje grond gekocht alhier. Ik vind Walcheren bij den dag heerlijker.’ En in een volgende brief vervolgt hij: We zijn nog te Laren maar de tijd schiet op. 1 Juni vertrekken we naar Zoutelande dan zal ik eindelijk weer eens geregeld kunnen werken.’ 

Hart Nibbrig was met grote regelmaat buiten te vinden, om in de open lucht de lichteffecten te bestuderen en in zijn kunstwerken weer te geven. Hij stapte af van de bruine en duistere tinten. Vooral zijn Zeeuwse werken onderwierp hij aan de nieuwe doelstelling om meer licht te verwerken in zijn gebouwen, landschappen en portretten. Deze portretten ontwikkelden zich hierdoor naar universele mensbeelden, in plaats van portretten van specifieke modellen.

Die ontwikkeling in Hart Nibbrigs portretkunst was duidelijk zichtbaar. In eerste instantie richtte de kunstenaar zich op het portretteren van opdrachtgevers, familie en vrienden in een meer realistische stijl. Met name bij portretten van opdrachtgevers was het van belang dat ze gelijkenis toonden. Daar kwam tijdens de Zoutelandse jaren verandering in. Hij maakte vanaf dat moment geen portretten meer van opdrachtgevers. Zijn realistische manier van schilderen verdween en maakte plaats voor het pointillisme. Deze techniek, waarin ongemengde kleuren in stippeltjes en streepjes werden aangebracht, had hij tijdens zijn jonge jaren in Parijs ontdekt. Ook was hij onder de indruk van de wijze waarop de impressionisten Claude Monet (1840-1926) en Vincent van Gogh (1853-1890) omgingen met het effect van het (zon)licht. Deze kennis nam hij mee naar Nederland, en hij was een van de eersten die de pointille hier toepasten. 

Naarmate Hart Nibbrig zich steeds verder ontwikkelde tot een volwaardig kunstenaar ontstonden er meer portretten van de plaatselijke bevolking. Hij had een voorliefde voor de kop van zijn model. Hart Nibbrig concentreerde zich dan ook voornamelijk op het gezicht, waardoor de weergave van het lichaam soms wat onhandig en stijf was uitgevoerd. Aan de achtergrond schonk Hart Nibbrig evenveel aandacht als aan de geportretteerde zelf, waardoor een zekere interactie tussen beide vlakken ontstond. Dit zorgde er ook wel voor dat de modellen niet altijd meer herkenbaar zijn, omdat figuur en achtergrond in elkaar opgingen. Een goed voorbeeld hiervan is het portret van de oude Martine van Zoutelande die hij in 1914 maakte. Het ging hem er niet om Martine exact gelijkend uit te beelden; voor Hart Nibbrig was het effect van het licht op haar kleding, haren en lachende gezicht van belang. Hij toonde als het ware het innerlijke van Martine als het verschijnsel. Met streepjes en stippeltjes vormt zich licht in haar ogen en kleur op haar wangen. Ook hier wordt de achtergrond betrokken bij de kraag van Martines kleding, om zo tot een eenheid te komen.  

Rondom de kerk vond Hart Nibbrig de meeste Zeeuwen om te portretteren. De kerk was gelegen naast het strand en de duinen. Samen met vele andere schilders zette Hart Nibbrig zijn ezel neer. Opvallend was dat hij de bevolking betaalde om voor hem te poseren. Veelal schoolmeisjes stonden in de rij om door Hart Nibbrig geschilderd te worden, met name klasgenoten van Hart Nibbrigs zonen en dochter. Hart Nibbrig betaalde 10 cent per uur. Een forse beloning en zeer welkom voor de meeste inwoners van Zoutelande. Dit was ongetwijfeld ook de reden dat hij in het Armeliedenhuis en het Oudenhuis naast Oude Martine, ook markante portretten als Willem Flipse, Neeltje Melis en Lange Kees mocht schilderen.

Toch bleef de relatie en het contact tussen Hart Nibbrig en de bevolking van Zoutelande uit. Hart Nibbrig kwam er namelijk vooral voor zijn rust om zich geheel aan het schilderen te wijden. Dit werd door de bevriende criticus Plasschaert opgemerkt. Volgens Plasschaert was Hart Nibbrig blij als hij zijn dagelijkse werkzaamheden achter zich kon laten om naar Zoutelande te vertrekken. Er was toch een groot verschil tussen de plaatselijke bevolking en de mondaine schilder zelf. Hij sprak de taal niet en kende hun gewoontes en levensomstandigheden niet goed genoeg om aansluiting te vinden. Waarschijnlijk vonden ze hem maar een rare snuiter. De schilder zelf had daar geen last van. Het ging hem puur om het doorontwikkelen en toepassen van het licht in zijn portretten, in alle rust genietend van de mooie omgeving van Zeeland. 

Studio 2000 Magazine | 23ste jaargang, nummer 2, juni 2018. 


Biografie

’Hij heeft geschilderd zooals een vogel zingt, zooals een jongen fluit op weg naar werk in den zomermorgen:omdat hij het niet laten kon. De schilder was één met den mensch.’

Ferdinand Hart Nibbrig werd geboren op 5 April 1866 op de Bloemgracht te Amsterdam. Van kind af aan werd Nibbrig gestimuleerd om als kunstenaar te gaan werken. Zijn grootvader, de heer Hart, was bevriend met de kunstenaar Greive jr. en Lingemans. Ferdinand Hart Nibbrig tekende graag de paarden op de manege van zijn grootvader. De Greive jr. zag het werk van de zeven jarige en raadde Ferdinands vader aan om hem op tekenles te sturen bij de zeeschilder J.A. Rust (1828-1915). Zo kreeg Ferdinand Hart Nibbrig thuis tekenles en kopieerde hij in zijn vrije uurtjes prentjes. Op school ging het Nibbrig slechter af. Hij maakte zo weinig vorderingen dat zijn ouders hem naar een particuliere school stuurde. Ook deze had geen baad want het enige waar Nibbrig iets mee presteerde was naast tekenen, wiskunde. Van deze particuliere school kreeg Nibbrig het advies om naar de Quillinusschool de opleiding tot architect te gaan volgen.

Twee jaar deed Nibbrig toelating op de Rijksacademie voor Beeldende kunsten te Amsterdam maar werd afgewezen. Een jaar later werd hij alsnog toegelaten. Al snel maakte hij vrienden met twee van zijn klasgenoten van Rappart en Breitner. Na zijn academietijd in 1888 ging Nibbrig naar Parijs waar hij lessen volgde aan de Academie Julien. ‘Ging op 22 jarige leeftijd naar parijs. was een jaar werken op de academie Julien waar ik het genoegen had, eenigen uren van de grooten Leférre gecorrigeerd te worden. het welk een (?) misschien indruk op zijn ziel achtergelaten heeft. Hier had hij het niet naar zijn zin en vertrok naar academie/atelier Cormon waar hij als beste leerling een prijs van 100 fransc won. In Parijs zag Nibbrig het werk van onder andere Claude Monet en Pisarro. Hij was bevriend met Theo van Gogh en via hem leerde hij het werk van diens broer Vincent kennen.

In Juli 1889 keerde Nibbrig weer terug naar Nederland, vermoedelijk voor de begrafenis van zijn jongere zusje Christina Anna.(1879-1889). Terug in Nederland huurde hij het oude atelier van Jozef Israels aan de Rozengracht. Dit atelier hield hij vier jaar vast maar hij werkte er hoofdzakelijk in de winter. Types uit de Jordaan en Jodenbuurt waren zijn favoriete modellen. Hij schilderde hen in een impressionistische stijl met rembrandtachtige belichting. Daarnaast bezocht hij de avondlessen aan de Rijksacademie samen met zijn vriend Roland Holst.

In de zomer trok Nibbrig op advies van zijn vriend Simon Moulijn, naar meer landelijk gelegen plaatsen als Laren, Bennekom, en Eemnes. In 1892 verbleef hij zelfs enige maanden in het Gooi. In Eemnes deelde hij samen met Sisigbert Bosch Reitz en Richard Roland Holst een atelier. Hier schilderde Nibbrig binnenhuizen en boerentypes in bruine kleuren. Totdat hij een keer volgens Johan Gosschalk in 1892 langs een bollenveld in Bennekom fietste. De kleurige velden maakte zo,n indruk op Nibbrig dat hij heel zijn palet veranderde. Simon Moulijn meende dat Hart Nibbrig in 1890 al de fietstocht heeft gemaakt.:’nooit zal ik de opgetogenheid van Nibbrig vergeten toen hij daar, eigenlijk voor het eerst in zijn leven, dat mooie zonnige land zag.’ Bij het zien van dit landschap wilde Nibbrig geen tijd verloren laten gaan om ‘oude zware academietoon in de klare buitenkleuren’ om te zetten. Zijn schilderijen hebb en thema,s uit de directe omgeving en zijn licht van kleur. Vanaf de jaren negentig ontstaat er een splitsing in het werk van Nibbrig. Zijn portretten worden steeds meer stilistisch terwijl zijn landschappen steeds meer pointillistisch worden.

Kunstenaars die zich in Laren vestigden zijn bekent om hun romantische kijk op binnenhuisjes en het boerenleven. Hart Nibbrig schilderde ook deze thema,s maar dan op een meer realistische wijze. Nibbrig schilderde naast de landschappen vooral symbolische onderwerpen zoals liefde, levensgeluk, en groeikracht. Maar ook nuchtere portretten van armen, gebochelden, wildstropers, bedelaars, geestelijk gehandicapten, zwakzinnigen behoren tot zijn oeuvre. In 1895 liet Nibbrig samen met Johanna Bartruida Moltzer (1869-1957), waarmee hij net getrouwd was, in Laren het huis de Olmenhove bouwen.

In de zomer verbleef Nibbrig nu ook vaak in Oostvoorne waar hij geïnspireerd raakte van het panoramische landschap. In 1901 bezocht Nibbrig ook Vlieland. Aan zijn vriend Plasscheart schreef hij enthousiast over zijn indruk:’Ken je Vlieland, dat is prachtig’. In 1905 ging Nibbrig voor vier maanden naar Algerije. Nibbrig was niet erg onder de indruk van Algarije omdat het er of erg koud of te warm was om te werken. Tevens kon hij geen modellen vinden in het Islamitische land.

In 1907 verhuisde Nibbrig met zijn vrouw Johanna Bartruida Moltzer (1869-1957) en inmiddels vier kinderen van het landelijke huis in Laren naar een rijtjeswoning in Rhenen. Nibbrig ergerde zich aan de opkomende villa,s in Laren. In Rhenen maakte hij het beroemde schilderij de veerpont met Larense modelen. Andere Larense kunstenaars volgden snel zoals Wolter en Co Breman. Maar ook Rhenen beviel niet erg:’we kunnen vooral zomaar niet wennen aan het klein stedelijke. het wonen is in een straat. het niet zien van de horizon.’ In 1908 keerden het gezin weer terug in Laren. Zij werden lid van de Gooische loge en de Theosofische vereniging. In het huis van Nibbrig werden voordrachten en studielessen gehouden. Vooral Nibbrigs vouw Johanna Bartruida Nibbrig-Moltzer (1869-1957) was erg onder de indruk van de theosofie en met name Rudolf Steiner. En ging in 1910 voor 17 dagen naar Munchen om lezingen van Steiner te volgen.

Ferdinand Hart Nibbrig en zijn vrouw organiseerden in hun villa Olmenhove tussen 1909 en 1911 theosofische cursussen. Onderwerpen waren: reïncarnatie en kharma, studie naar het bewust zijn, gedachtenkracht en de filosofie van Rudolf Steiner. Nibbrigs leerlinge Jacoba van Heemskerck(1876-1923) was ook geïnspireerd door de filosofie van Steiner. In 1910 liet Nibbrig een huis ontwerpen door de architect George Sturm in Zoutelande wat hij Santvlugt noemde. Aan Plasscheart schreef Nibbrig:’laat gij een der eersten zijn die ik ’t meedeel. Wij hebben een klein, maar prachtig stukje grond gekocht alhier. Ik vind Walcheren bij den dag heerlijker’ In een volgende brief schrijft Nibbrig aan Plasscheart:We zijn nog te Laren maar de tijd schiet op. 1 Juni vertrekken we naar Zoutelande dan zal ik eindelijk weer eens geregeld kunnen werken

 

  • Naam: Ferdinand Hart Nibbrig
  • Geboren Amsterdam 1868
  • Overleden Laren 1915
  • Schilder.