Maurice Goth

(Szatmar (Hongarije) 1873-1944 Amsterdam)

In april 1918 was er een grote, geheel aan Maurice Góth gewijde tentoonstelling in de Nemzeti Szalon in Boedapest. De bekende kunstcriticus Károly Lyka, zelf aanvankelijk ook schilder, schreef een voorwoord in de catalogus en de pers schreef hem in vele toonaarden na. Góth was de fijnbesnaarde, met een tikje melancholie gekleurde schilder van de natuur. Hem ontbrak alle uiterlijkheid, alle opzettelijkheid en gemaaktheid. Zijn kunst was zuiver lyrisch en in absolute overeenstemming met zijn temperament. Deze kunstenaar schilderde vanuit zijn gevoel, krachtig, zorgvuldig, met directheid en bekoorlijke eenvoud. Alsof zijn penseel elke toets met stille hand en kloppend hart tegelijk neerzette! De expositie was een succes, heel wat van de meer dan tweehonderd tentoongestelde werken werden verkocht. Het Szépmüvészeti Múzeum (het Museum voor Schone Kunsten) in Boedapest heeft enkele werken van Maurice Góth in bezit en de Magyar Nemzeti Galéria (de Hongaarse Nationale Galerij) bezit er in totaal vijftien. Desondanks zijn de Góths bijna geheel onbekend in Hongarije. Mijn onderzoek heeft mij in de overtuiging gesterkt dat zij nu op Hongaarse erkenning zullen kunnen rekenen. Er zijn veel feiten aan het licht gekomen, die Maurice en ook Ada deel laten hebben aan de belangrijkste gebeurtenissen op schilderkunstig gebied in het Hongarije van begin deze eeuw. Omdat het hele project vrij laat van start is gegaan – pas in mei van dit jaar – is het niet zeker of het zal lukken de tentoonstelling in november 2000 door te laten reizen naar Boedapest. Wel staat vast dat er een Hongaarse versie van de publicatie bij een uitgever in Boedapest zal verschijnen, zodat de hedendaagse in kunst geïnteresseerde Hongaren in ieder geval met de Góths kunnen kennismaken.

 

Levensloop

Móric Góth (Avasfelsöfalu 1873 – Veere 1950) en Ada Löwith (Wenen 1877-Veere 1950) hebben elkaar als leerlingen op de schilderschool van de Hongaars-Armeense kunstenaar Simon Hollósy in München ontmoet. Ze trokken naar Wenen om hun opleiding daar aan de Kunstacademie voort te zetten. In de hoofdstad van de Donau-monarchie werd hun dochter Sárika (Wenen 1900-Veere 1992) geboren. Móric was zijn leermeester Hollósy in 1896 naar de Hongaarse kunstenaarskolonie Nagbybánya en later naar de plaatsen Vajdahunyad en Técsö gevolgd, maar in 1906 trok bij met zijn gezin naar Parijs en volgde daar een opleiding aan de Académie Julian. Ada schilderde na haar huwelijk nog maar zelden, Móric, inmiddels Maurice, des te meer.

Zijn eerste tentoonstelling in Boedapest had plaats in 1908, in de Kunsthal (Mücsarnok), daarna nam hij regelmatig deel aan de jaarlijkse tentoonstellingen van de Nemzeti Szalon. In 1909/10 werkte hij enige tijd in het Hongaarse kunstenaarsdorp Szolnok.

Góth verwierf onder meer de Rothschild- en de Andrássy-prijs, de prijs van de Stad Budapest, de Franz Joseph-prijs en de Goldene Medaille für Graphik. Hij begon te reizen en in het buitenland ten toon te stellen. In 1914 bevond hij zich met zijn vrouw en dochter in België; door de oorlog overvallen week de familie naar Nederland uit. In de badplaats Domburg vonden de Góths een nieuw huis. Daar werden zij een deel van de kunstenaarskolonie rond Jan Toorop.

Een veelvoud aan stijlen was kenmerkend voor de schilders die tussen 1911 en 1921 in Domburg exposeerden. Men vond er naturalisme naast impressionisme, neo-impressionisme, luminisme, kubisme en expressionisme. De beroemdste deelnemer was – terugkijkend – Piet Mondriaan, die in Domburg waarschijnlijk de belangrijkste ontwikkeling in zijn carrière doormaakte. In 1920 maakten Maurice en Ada Góth plannen om naar Hongarije terug te keren. Zij vestigden zich in een dorpje bij Boedapest, maar zouden er niet blijven. Het verleden dat zij zochten was er niet meer te vinden. Tot ongeveer 1928 bleven ze de winters in Hongarije, soms Polen, doorbrengen; in 1928 lieten ze zich van Domburg naar Boedapest overschrijven, maar in 1929 vestigden ze zich definitief in Nederland, in Veere. Maurice Góth bleef overwegend een impressionist, zij het vaak met een luministische en ook expressionistische toets. Zijn dochter begon in Domburg te schilderen. Sárika volgde onder meer een opleiding aan de Haagse Academie, bij Hans Hofmann in München, bij André Lhote in Parijs en aan de School for Arts and Crafts in Londen. Sporen van de Hongaarse volkskunst zijn duidelijk in haar werk te onderkennen, evenals een bijzondere grafische en coloristische begaafdheid en steeds meer een neiging tot ‘vrij’ werk. Vanaf de jaren vijftig woonde en werkte zij ’s zomers meestal in Veere, ’s winters in Amsterdam.

(Bron: Zeeuws Tijdschrift jaargang 49 nr. 4)

 

Klik hier voor een artikel over de schildersfamilie Goth.

 

  • Naam: Moricz (Maurice) Goth
  • Geboren 1873
  • Overleden 1944
  • Schilder.